Volleybaloefeningen
Overzicht en verzameling van veel verschillende volleybal oefeningen. Deze volleybal oefeningen zijn prima te gebruiken bij de lessen bewegingsonderwijs of voor volleybal trainingen. Blijf ons website ook volgen, want wij zullen zullen onze rubriek met volleybal oefeningen zeker uit bereiden.
Aanbevolen door Lichaamsoefeningen.nl:
Volleybal oefeningen 1
Bovenhandse techniek en onderhandse techniek:
Je gooit de bal hoog naar je medespeler. Deze speelt de bal op de bovenhandse techniek terug naar jou en jij vangt de bal. Na 5 goede ballen wisselen.
technische aanwijzingen: Bovenhandse techniek
een kommetje maken van je handen, je speelt de bal boven je voorhoofd met je vingers (bovenste vingerkootjes). Gebogen knieën en armen, op moment van raken strek je benen en armen uit.
Onderhandse techniek
gestrekte armen voor je houden(schouders naar je oren duwen en polsen voor overklappen). Gebogen benen en op moment van spelen strek je deze uit. Pass je naar rechts dan staat je rechter been voor, pass je naar links dan staat je linker been voor. Niet zwaaien met je armen, vanuit je benen en klein beetje je armen gebruiken.
volleybal oefening 2
onderhandspas onder een hoek (drietallen)
1. onderarms aangooien
2. pass onderarms naar rechts
3. afvangen en aangooien naar 2
4. pass onderarms naar links
Na 10 passen wisselen
Accent:
benenplaatsing in de richting van de pass, dus (gezien vanuit de leerling die de pass verzorgd) gaat de pass naar rechts, stapt het rechter been iets naar achteren, en omgekeerd.
Uitbouw:
1. aangooien zodat de passer zich een beetje moet verplaatsen.
2. speler 1 en 3 spelen speler 2 met een bovenhandse techniek aan en vangen de bal dan op
3. constant doorspelen 1 en 3 bovenhands en 2 speelt onderhands.
volleybal oefening 3
De eerste bal pasen en rally afmaken in drieën:
De leerlingen met de bal gooien deze over het net. De eerste bal wordt onderhands of bovenhands gepasst. De leerling bij het net vangt deze bal af. Gooit de bal omhoog en de leerling die heeft gepasst speeld de bal over het net. Na 5 goede ballen draai je een plaatsje door.
volleybal oefening 4 smash
- Bal stuiten onder het net door in 2 tallen
- Bal stuiten dan over het net heen
- Bal in 1 hand andere slaan, onder het net door
- Bal in 1 hand andere slaan over het net heen
volleybal oefening 5 smash
(vervolg volleybal oefening 4)
Banken aan 1 kant van het net, 1 leerling per groepje op de bank, deze houdt de bal boven de netrand.
Andere leerling neemt aanloop, springt op met 2 benen gelijktijdig en smasht de bal aan de andere kant tegen de grond, bal ophalen die je gesmasht hebt en terugleggen bij degene die de bal omhoog houdt.
volleybal oefening 6 smash
(vervolg volleybal oefening 5)
Banken wegzetten, nu met aangooi smashen
volleybal oefening 7 smash
(vervolg voleybal oefening 6)
Nu vanuit een set-up smashen (of zelf opgooien dan passen of aangespeeld worden en dan set up)
Volleybal oefening 8
Vereenvoudigt eindspel: circulatie volleybal
- Aantal spelers: 4 tegen 4
- Veldafmeting: 6 x 6 meter (badmintonveld)
- Nethoogte: 2 meter
Doel
De spelers proberen de bal over het net bij de tegenstander in het veld op de grond te spelen.
Spelregels
1. Elke eerste bal over het net mag eerst gevangen worden, dit hoeft niet!
2. Wordt de eerste bal met een bovenhandse of onderarmse techniek gespeeld dan mag deze bal door het eigen team gevangen worden
3. Een gevangen bal werpt de speler voor zichzelf omhoog en speelt dan naar een medespeler.
4. Wanneer een speler van een ploeg de bal over het net speelt, draait de hele ploeg een plaats door met de klok mee.
5. De spelers mogen niet lopen met de bal.
6. Wanneer een speler de bal laat vallen, de bal uitspeelt of aanraakt voor deze uit is, moet deze speler het veld verlaten. Het spel wordt hervat met een onderhandse service.
7. Wordt de bal door de tegenstander op de grond gespeeld, verlaat de speler die het dichtst bij de bal stond het veld. Het spel begint weer met een onderhandse service.
8. Als er nog maar twee spelers in het veld staan, wisselen deze spelers telkens van plaats nadat de ploeg de bal over het net heeft gespeeld.
9. De speler die alleen is mag de bal direct terug spelen of de bal vangen en vervolgens voor zichzelf opgooien voordat hij speelt.
10. Als het veld van de tegenstander leeg is, krijgt het team 1 punt.
11. Het spel begint met een onderhandse opslag. Deze mag vanaf elke plek in het veld genomen worden.
12. Elke bal moet drie maal gespeeld worden voor hij nar de tegenstander gespeeld wordt.